Dakbeschot en gordingen: constructie van een dak

Verschenen op 10/01/2014 in de rubriek Ruwbouw -> Dakwerken

Van buiten naar binnen is een schuin dak als volgt opgebouwd: de dakpannen, die achter de panlatten haken.  Vervolgens de panlatten die zijn aangebracht op tengels.  Deze zijn bevestigd op het dakbeschot, en dat bestaat uit planken met een messing in een groef, of uit dakplaten.  Het dakbeschot ligt op zijn beurt op gordingen: horizontaal liggende balken die door muren of spanten worden ondersteund.

Dakbeschot en gordingen: constructie van een dak
Vroeger waren woningen meestal smaller gemaakt en de richting van de nok van het dak stond veelal loodrecht op de voorgevel.  De woningen waren meestal wel dieper dan tegenwoordig.  Daarom was het nodig om meerdere spanten achter elkaar te plaatsen om te voorkomen dat de overspanning van de gordingen te groot werd.

Het spant vormt een driehoek, bestaande uit twee spantbenen en de kapbalk.  De kapbalk voorkomt dat door het gewicht van het dak de muren uit elkaar worden gedrukt.  Verder is er een hanebalk die ervoor zorgt dat de spantbenen niet teveel gaan doorbuigen.

De gordingen die ongeveer 1.2 tot 1.5 meter uit elkaar liggen zijn met inkepingen op het spantbeen geplaatst en worden ondersteund door een gordingsklos.  Deze klos voorkomt dat de gordingen zou gaan kantelen tijdens het bouwen.  Tenslotte is er nog de muurplaat: een houten balk die op zijn platte kant bovenop de muur ligt.  Hij vormt de verbinding tussen muur en dakkap.  Een stevige verankering van de muurplaat is het metselwerk voorkomt dat het dak van het huis waait.  De onderkant van het dakbeschot wordt vastgenageld op de muurplaat. 

In een dakconstructie zoals die tegenwoordig veel gebruikt wordt ziet u de richting van de nok van het dak dat evenwijdig is aan de voorgevel.  Wanneer het huis niet al te breed is, liggen de gordingen zonder tussenondersteuning van muur tot muur. 
Tegenwoordig worden soms betonnen gordingen gebruikt, waardoor grotere overspanningen mogelijk zijn.  Het dakbeschot bestaat meestal uit grote dakplaten van vezelmateriaal of triplex, met daarop een isolatielaag.
Op het dakbeschot zijn, vanaf de goot tot de nok tengels bevestigd.  Deze liggen 30 tot 60cm uit elkaar en hebben een dikte van 20 tot 40mm.  Deze dikte is afhankelijk van de dakhelling: hoe steiler het dak, des te minder dik de tengels hoeven te zijn.  Dit in verband met de luchtventilatie onder de pannen.