De selectie van geschikte soorten
Hoe kleiner de plant, des te meer eisen zij stelt en hoe minder goed zij tegen fouten van de kweker kan. Grote soorten verdragen soms langdurige kweekfouten, kleine orchideetjes absoluut niet. Voor kleine epifytenkassen is de keuze uit de minisoorten beperkt tot een minimaal aantal van de sterkste planten. Het is niet eenvoudig wegwijs te worden in het enorme aanbod van orchideeënsoorten. Hoewel een literatuurstudie kan helpen, zijn niet alle gegevens uit boeken te halen. We vinden er weliswaar de basisregels, maar we moeten het vooral hebben van de praktijk en tot op zekere hoogte van een gevoel voor planten en de vaardigheid om op tijd veranderingen in hun gezondheid en fysiologische toestand te zien. In ieder geval doen kwekers er goed aan om bij het planten van orchideeën in nieuwe kweekruimtes in eerste instantie gangbare 'pionierssoorten' te gebruiken. Het is verstandig om later aan zeldzamere en gevoeligere planten te denken. En let op: de mening dat iedere hybride orchidee veel eenvoudiger te kweken is dan haar raszuivere ouders, geldt niet altijd en is in veel gevallen een verkooptruc.
De indeling van orchideeën naar temperatuurgevoeligheid
De orchideeënfamilie is in te delen in drie groepen met verschillende warmtebehoeften – warmteminnende, mesofiele of koudeminnende orchideeën. Niet alle soorten orchideeën onder te brengen in één enkele categorie. Als gevolg van het grote ecologische aanpassingsvermogen van de plantenfamilie bestaan er veel planten met variërende temperatuureisen. Bovendien zijn de optimale zomer- en wintertemperaturen voor planten uit dezelfde groep nogal eens verschillend. Een ervaren orchideeënkweker moet kunnen inschatten waar de betreffende soort thuishoort en bij welke temperaturen de plant gelukkig is.
Warmteminnende planten uit tropische laagvlakten zijn meestal groener, en hun vlakke bladeren zijn zacht en kunnen slecht tegen droogte. Deze orchideeën moeten het hele jaar worden voorzien van hogere temperaturen en een vochtige omgeving, en in de zomer van voldoende halfschaduw. De planten hebben geen rustpauze en kunnen beter tegen een langere periode van overbewatering (hoewel een lichte verdroging van de wortelomgeving op zijn tijd de plant zeker ten goede komt). Orchideeën uit de laagvlakte lenen zich het best voor schaduwrijke vitrines en kasten met een beperkte luchtcirculatie.
Soorten uit de middengebergten in de tropische zone noemen we mesofiel. Deze orchideeën hebben een taaiere en compactere lichaamsbouw, grotere schijnknollen, stevigere bladeren en zijn soms geel getint. Hoe verder weg van de evenaar en hoe hoger boven de zeespiegel, des te minder warmte ze nodig hebben. Hiermee neemt hun behoefte aan circulerende lucht en zonlicht toe. Bovendien moeten ze op gezette tijden aan droogte worden blootgesteld, omdat de luchtvochtigheid in de natuur een veel grotere dagelijkse en jaarlijkse afwisseling kent. De droge periode valt samen met een vermindering van het aantal zonuren per dag en een daling van de nachttemperaturen. Deze factoren zorgen ervoor dat de plant gaat bloeien. Als we onze gekweekte planten een dergelijke droge periode onthouden, krijgen we geen bloemen te zien. Mesofiele orchideeën zijn voor de leek met een orchideeënverzameling in een kas of binnenshuis het meest geschikt.
Het kweken van extreem koudeminnende soorten uit het hooggebergte kan 's zomers problematisch zijn, omdat men de lage temperaturen moet zien te handhaven (maximaal 18-22°C). Dit kan opgelost worden door de orchideeëntrossen buiten de kas op te hangen, bijvoorbeeld in de halfschaduw van fruitbomen of onder de pergola. Onder deze omstandigheden moeten de planten wel vaker beneveld worden. Bij bergsoorten stuiten we in de winter op een andere lastige kink in de kabel – een tekort aan licht. Dit is gedeeltelijk te compenseren door de verlaging van de temperatuur tot een draaglijke waarde.