Gezonde warmte
Hoe aangenaam de mens de warmte van een verwarmingsinstallatie ervaart hangt ervan af op welke manier de warmte wordt geproduceerd. Men maakt verschil tussen convectie (de lucht wordt verwarmd en circuleert), warmtegeleiding (het overbrengen van warmte door direct contact tussen warme en koude elementen/stoffen) en straling (het overbrengen van warmte door elektromagnetische golven tussen twee elementen, die elkaar niet aanraken). Anders dan de meeste verwarmingsinstallaties verwarmen open haarden en kachels niet alleen de lucht: ze geven de warmte af - net als de zon - door een gezonde en prikkelarme straling. Deze mix van convectie en straling beantwoordt
op een bijzonder manier aan de behoefte aan warmte van de mens. Daarom bevelen bouwbiologen vooral tegelkachels aan als optimale bron van warmte.
Laag verbruik
De hoge effectiviteit gaat gepaard met een laag verbruik. De techniek
van de meeste kachels en open haarden is zo verfijnd, dat hout optimaal verbrandt, waardoor een maximum aan energie in warmte wordt omgezet.
Geringe milieubelasting
De brandstof hout geldt - in tegenstelling tot kolen, gas en olie - als vernieuwbare en biologische energie. Indien men droog hout verbrandt, ontstaat dezelfde hoeveelheid koolstofdioxide als bij het rottingsproces in het bos.
De koolstofdioxide wordt door fotosynthese van het groeiende bos weer in zuurstof omgezet -het gaat dus om een gesloten kringloop. Om die reden heeft de Duitse Bondsdag hout als brandstof met het emissiekengetal `nul' gecertificeerd en daarmee als bijzonder milieuvriendelijk gekenmerkt. Daar komt bij, dat bij moderne kachels en open haarden met een moderne verbrandingstechniek maar heel weinig warmte onbenut door de schoorsteen gaat.